Het Steinmeyer-orgel (1924/op 1375, Prinsessekerk, Amsterdam

Foto: © Collectie JvN/reliwiki.nl

Het Steinmeyer-orgel in de Prinsessekerk was één van de belangrijkste Steinmeyer-orgels in Nederland. Het werd in 1924 opgeleverd en op zaterdag 28 juni in gebruik genomen. Johan Wagenaar speelde Bachs Toccata en Fuga in D-moll en werken van Mendelssohn en Guilmant. Dit orgel kreeg vooral landelijke beroemdheid door de 'Populaire orgelbespelingen' van Piet van Egmond die door de NCRV vanaf 1953 tot 1966 werden uitgezonden. Hij heeft ook verschillende grammofoonplaten opgenomen op dit orgel. De Stichting Piet van Egmond Documentatiecentrum heeft daarnaast een aantal archiefopnamen op cd uitgebracht. 


[Bron: De Maasbode 27-06-1924] 

[Bron: De Maasbode 30-06-1924] 

Orgel Princessekerk Amsterdam. Zondagmorgen werd het nieuwe orgel in de Prinsessekerk te Amsterdam in gebruik genomen.

Het Hbl. vermeldt hieromtrent het volgende „Gaat in tot Zijne poorten met lof, in Zijne voorhoven met lofzang; looft Hem, prijst Zijnen
naam. Want de Heer is goed, Zijn goedertierenheid is van geslacht tot geslacht." 't Was met dezen lofpsalm, waarmede gistermorgen de voordienst aanving, waarmede de voorganger, ds. G. Mansvelt zijn rede begon ter gelegenheid van de plechtige ingebruikneming van het nieuwe orgel in de Prinsessekerk, waarover reeds een en ander in dit blad is medegedeeld.
Allereerst werd dank gebracht aan de „orgel commissie" uit de commissie tot het bestuur over de kerkgebouwen enz. der Ned. Herv. Gemeente, die het aangedurfd had thans over te gaan tot het doen bouwen van dit orgel; dat uitsluitend om des gelds wille, in het buitenland is vervaardigd. 

Voorts aan dr. Joh. Wagenaar, die bereid was gevonden ook in deze openbare godsdienstoefening het gezang der gemeente op zoo'n meesterlijke wijze te begeleiden. In het vervolg zal het orgel bespeeld worden door den heer S. Duif.
Hierna hield ds. Mansvelt een predikatie over Psalm 87, waarin de heerlijkheid van Zion, de stad Gods, bezongen wordt. 

Voordat de gemeente, welke in groote getale opgekomen was, het bedehuis verliet, bracht dr. Wagenaar nog Händel's „Halleluja" ten gehoore.

[Bron: De Gooi- en Eemlander 01-07-1924]


Piet van Egmond en het Steinmeyer-orgel

Piet van Egmond - Steinmeyer-orgel Prinsessekerk 1971 / © Collectie Stichting Piet van Egmund Documentatie Centrum



Klaas Jan Mulder (1930-2008)

Klaas Jan Mulder heeft op het Amsterdamse Steinmeyer-orgel op 2 juli en 30 juli 1976 orgelconcerten gegeven. Zie programma. In twee brieven vermelde Jan Smit, voormalige registrant en secretaris van Klaas Jan Mulder de werken die KJM ging spelen. [Foto: Klaas Jan Mulder bespeelt het Amsterdamse Steinmeyer-orgel / © Jan Smit]


Een citatie: Door mijn contacten met Dub de Vries belandden we bij een concert van Klaas Jan Mulder in de voormalige Prinsessekerk. [https://muziek.armisoft.nl/pri... amsterdam/]



1982: De Prinsessekerk werd gesloopt

A.J. (Bert) Klei (1924-2008) was veertig jaar journalist bij dagblad Trouw en voor het grootste deel als 'chef kerkredactie'. Bij het overlijden van Klei schreef Pieter van der Ven een 'In Memoriam' in Trouw van 25 juli 2008. Hij noemde Klei's zijn liefde voor de kerken van Pierre Cuypers (1881-1889), zijn platencollectie (waarschijnlijk van orgelmuziek?) en ook zijn gevoel voor humor. (Lees verder:   over https://www.trouw.nl/nieuws/li... 

De humor, de warmte en vooral zijn betrokkenheid bij orgelmuziek en de organisten die zijn favoriete muziek speelden, zijn kenmerkend voor zijn verslagen. In zijn artikel "Daarvoor gaan de mensen de straat niet op" schrijft Klei het volgende:

"U hebt geluisterd naar Piet van Egmond op het orgel van de Prinsessekerk in Amsterdam'. Deze mededeling krijg je nogal eens in huis via de microfoon van NCRV of EO (want bij beide omroepen zorgt Piet voor de klantenbinding door op dit orgel ruw stormen te laten woeden of de melodie in F zachtkens voort te doen glijden). Maar de dagen van de (hervormde) Prinsessekerk zijn geteld en binnenkort zal het Prinsessekerk-orgel alleen nog maar klinken op band en plaat. 

Het is lang geen voorpaginanieuws meer wanneer in grote steden kerkgebouwen gesloten, verkocht en gesloopt worden. Wel kun je van tijd tot tijd lezen en horen over acties: redt de Koninginnekerk! (Rotterdam), handen af van de Koepelkerk! (Amsterdam) en: spaar de Bonifatiuskerk! (Leeuwaarden). Soms heeft zo'n actie succes, in het Leeuwardense geval bijvoorbeeld, maar meestal niet en dan gaat de kerk in kwestie onder het nodige gemor toch tegen de vlakte. 

Maar er verdwijnen ook heel wat kerken geruisloos. Kerken voor 't behoud waarvan geen stervelling in de benen komt: het blijft bij min of meer droeve berusting van (kerk)-mensen die er rechtstreeks bij betrokken zijn. Onlangs vertelde iemand dat hij in de na-oorlogse jaren graag naar Feike Asma luisterde in Wilhelminakerk in Rotterdam. Worden die concerten daar nog gegeven?, wilde hij weten. De man was erg verbaasd toen hij vernam dat deze kerk dicht en het orgel opgekocht is. In de kranten was alleen maar over de Koninginnekerk geschreven. De kerken die zonder dat  er kabaal om wordt gemaakt in slopershanden vallen, zijn voor 't merendeel gebouwd in het eerste kwart van deze eeuw. Dat mensen daarvoor de straat niet opgaan, is wel begrijpelijk. Het gaat namelijk om gebouwen die niet  de markantste voorbeelden van kerkelijk bouwkunst opleveren. Architecten kregen de boodschap een ruimte te ontwerpen met een preekstoel en (veel) banken er in en, als 't even kon, een toren er boven op. Dit leverde dan gebouwen op, waarvan het 'kerkelijke’ bestond uit de toren (als die er opgeplakt was) en uit een beetje gestoei met gothische of romaanse motieven in de raampartij. Ook wilde men nogal wat werk maken van de preekstoel, er werd niet op hout gekeken en als je ruimte had voor twee trappen, waarom zou je 't dan met één doen? Toch hadden deze kerken een gezellige beslotenheid, die weldadig aandeed. Hier rook je eau de cologne en pepermunt en kon je instemmend aanheffen: wees tevreden met uw lot! Ontevreden waren de rooien, die hadden altijd wat … Om deze knusse stichtelijkheid mee te kunnen maken, moest de kerk wel vol zijn, je moest links en rechts bekenden kunnen toeknikken: Jan van de kiesvereniging en Piet van 't schoolbestuur, Mien  van de vrouwenclub en Jans van de naaikrans. Hé, die oudste van Piet heeft een meisje, zou ze ook van onze kerk zijn? De dominee moest een stevige preek leveren en die flauwe vraag- en antwoordspelletjes met 'open onze lippen’ en zo hadden we niet nodig, laat dat maar aan de roomsen over. Je moest ook luidkeels de psalmen en gezangen zingen onder dreunend orgelspel en niet van dat iele gepiep.

In de jaren na de oorlog is op een bijzonder klungelige manier met het interieur van dit soort kerken omgesprongen. Dat kwam omdat de dominees zo hoog nodig een 'liturgisch centrum’ moesten hebben, want 't werd nou menens met de liturgie. De preekstoel werd verplaatst, verkleind of afgebroken om ruimte te maken voor een kuise lessenaar. Er kwam een tafel waarachter de dominee wat heen en weer kon scharrelen. Boven hem zat de organist te mokken over de mollige en wollige geluiden die zijn instrument voortbracht, driftig zocht hij naar een eenzaam vulstemmetje, we hoefden niet meer te rekenen op het 'volle werk’.

Voorbeelden van kwalijke verbouwingen? In de gereformeerde Noorderkerk in Utrecht verdween een kansel, die heel organisch naar voren trad uit het baksteen van de lambrizering, waardoor alle verhoudingen zoek zijn. En in de hervormde Oranjekerk in Amsterdam kijk je tegen een nachtclub-achtig décor aan, dat eerder wulpse gedachten voedt dan liturgische vernieuwing dient. Die Oranjekerk schijnt trouwens ook haar langste tijd gehad te hebben, en alweer: daarvoor gaat geen mens presterend de straat op.

Het is natuurlijk verkeerd terug te verlangen naar de kerkelijke kunstigheden van weleer. Want hoevelen ook genoten hebben van vurige referaten over de dreigende verroomsing van ons land of diepborende debatten over het voor of tegen van een pot bloemen in de kerk, er waren er nog meer die vanwege zulke referaten en debatten op een drafje de kerk uitliepen, omdat wat er allemaal aan armoe en ongelijkheid voor 't grijpen was in de maatschappij, heb hoger zat dan die eventuele verroomsing en die bloesem. Hierover gesproken, niemand van degenen die heimwee hebben naar de kleur en de geur van dat vooroorlogse kerkelijke leven, compleet met volle 'beurten’, heeft tevens heimwee naar de maatschappij waarin dat soort kerkelijk leven te vinden is.

Inmiddels hebben noch de liturgische centrums noch de tegenwoordige betrokkenheid van kerk en kerkmensen op de vragen van de samenleving de kerkbanken weer doen vullen. Daarom gaan die kerkgebouwen dicht en worden ze afgebroken. Niet omdat ze in ontvolkte buurten staan, zoals sommigen dapper volhouden. Want die kerken staan in straten. In die straten staan huizen en in die huizen wonen mensen, echt waar. Alleen, het zijn mensen die niet naar de kerk gaan. Dat komt eenvoudig in hun hoofd niet op.

In Amsterdam loop ik wel eens op een zondagmiddag door die straten uit het laatst van de vorige eeuw en het begin van deze eeuw. Ze zijn wat onbestemd van sfeer, maar ze stemmen mij niet triest, wat enge lanen in Zeist, Baarn of Bussum me wèl doen. 's Morgens vind je een handjevol mensen in de kerk. We letten niet op het getal, jawel maar je kunt er niet aan voorbij, dat de buurtcafé's over aanloop niet te klagen hebben! De mannen leggen een kaartje, de vrouwen kletsen wat. Niemand zit na te mokken over de kerk of is opstanding, welnee, de kerk speelt gewoon geen enkele rol. O ja, ze zullen 't misschien sneu vinden voor hun benedenbuurvrouw als straks de Prinsessekerk dicht gaat: daar ging ze elke zondag heen, weet je wel, en veel anders heeft ze ook niet. Hartelijke mensen, in dat café, ze zouden ook ieder 't zijne geven, als overheid dat al niet dank zij de sociale wetgeving deed.

Ik laat het bij deze constateringen, je hoeft niet altijd een opwekkend slotwoord te verzinnen. Ik wil nog wel kwijt dat ik bij de Prinsessekerk bepaald werd door een telefoontje van Arend Storm, dertig jaar lang de vaste organist van deze kerk. Hij zit behoorlijk in zorg over zijn orgel. Of ik wel weet dat het in 1924 gebouwd is door Steinmeyer, die ook het orgel van de Dom in Passau, dat het grootste is van Europa, gebouwd heeft? En of er niets in zat, dat de EO de Prinsessekerk zou kopen, dan hadden ze er een mooie studio aan, compleet met een goed orgel? Ik kan niet in de harten van EO-bestuurders kijken, maar ik leg de suggestie van de heer Storm hier met genoegen meer."

Bron: Trouw / De Rotterdamer | 15 september 1973 / www. schiedam.courant.nu


Het Steinmeyer-orgel werd verkocht

Het gedemonteerde Steinmeyer-orgel werd verkocht aan een orgelliefhebber. Wim Slagter schreef een review in Trouw (30-01-1999): 

ORGELS KUNNEN ZINGEN ALS NACHTEGAAL

Wist u dat op een orgel ook een nachtegaal kan worden nagebootst? “Enkele, meestal twee, kleine pijpjes worden in een bakje geplaatst. Het bakje wordt met water gevuld. Wanneer de pijpjes tot klinken worden gebracht en de luchtstroom in contact komt met het water, ontstaat het vogelachtig geluid.”

"..... Ten slotte de door Teus den Toom beschreven lotgevallen van het Steinmeyerorgel uit de voormalige Prinsessekerk in Amsterdam. Pogingen om voor dit als 'het orgel van Piet van Egmond' bekend geworden instrument na de afbraak van de kerk een passende bestemming te vinden, leden schipbreuk. Een deel van het orgel werd geplaatst in een aan een woning gebouwde schuur in Halfweg-Zwanenburg. Door enige gaten in de scheidingsmuur aan te brengen konden de orgelklanken tot in de huiskamer doordringen. Jammer alleen dat de originele manuaaltoetsen waren versleten en moesten worden vervangen. Voormalig Trouw-redacteur Bert Klei schreef tien jaar geleden in deze krant al, dat iemand hem had verteld dat “Piet (van Egmond) er te veel ruwe stormen over had laten woeden ...”. Bron: https://www.trouw.nl/cultuur/o...


Herman de Boer, redder van het Prinsessekerk orgel 

Het lukte Klei om de orgelliefhebber die de delen van het Steinmeyer-orgel kocht. Via Jos van der Kooij, toen organist van de Westerkerk in Amsterdam, kwam hij terecht bij Herman de Boer, de te Zwanenburg gevestigde rijinstructeur. Hij was diegene die de speeltafel plus eenderde van het pijpwerk van het orgel in de Prinsessekerk had kunnen kopen. En natuurlijk deed Klei een verslag. De tekening is van Teunis Leonard (Len) Munnik (1945), een freelance-tekenaar. Hij werkte voor Trouw, aanvankelijk vooral voor columnist Bert Klei.

Bron: Trouw 25-10-1988




Het Prinsessekerk-orgel Anno 2019

De aanleiding voor het onderstaand interview was mijn zoektocht naar Herman de Boer, de rij-instructeur, genoemd in het artikel van A. J. Klei, ‘De gaten in de kamermuur’ (met een tekening van Len Munnik) in Trouw, 25 oktober 1988. Op internet kwam ik een aantal Herman de Boers tegen: een chirurg, een onderzoeker, een hoogleraar, een ondernemer, een business advisor, enzo. Verder zoeken, dus ....! Na een paar weken kwam ik een Herman de Boer, eigenaar van een B&B Pension de Boerderij in Berdorf (Luxembourg) tegen, met een pagina op zijn website: Hauptwerk orgels. Ik belde hem op en ..  bingo! Hij was inderdaad de Herman de Boer die in 1988 de speeltafel plus een derde van het pijpwerk van het Prinsessekerk-orgel had gekocht. Een paar weken later mocht ik hem thuis in Berdorf bezoeken. In dit interview vertelt hij hoe zijn interesse voor het orgel en vooral voor het Steinmeyer-orgel begon.

Het Prinsessekerk-orgel / Foto: Lillian Lubega


Herman de Boer: Toen ik een jaar of 11 was, mocht een vriendje van me, Jan Peppink, van zijn vader op orgelles. Toen ik het hoorde, vond ik het ook leuk. We gingen samen bij dhr Harry Klompé, organist van het City Theater, op les aan de Keizerkracht in Amsterdam. Met een man of 20 gingen wij populair/wals-achtige muziek oefenen. Op 13-jarige leeftijd wilden wij meer; bij Ger Hovius op het van Dam-orgel in de Lauriergrachtkerk in Amsterdam. Daar is de orgelopleiding begonnen. Los daarvan was Jan’s vader weg van Feike Asma en mijn vader van Piet van Egmond; zo ontstond de “strijd” tussen de twee vaders. 

Met Jan ging ik naar concerten van Feike Asma, die waren inspirerend. Maar die van Piet van Egmond stonden op een hoger niveau qua techniek. Hij was fijnzinnig; hij kon fijn registreren. Niet voor niets noemde hij zichzelf “toonkunstenaar”. Een partituur van een opera bijv. kon hij zo weg spelen. Ik was weg van Piet van Egmond. Later zei mijn vader dat wij naar hem moesten gaan luisteren als hij in de Prinsessekerk te Amsterdam concerteerde. Dan kom je op een gegeven moment in gesprek met Piet als hij, na zijn concerten, naar beneden kwam. Mensen gingen naar hem toe en hij ging dan vertellen wat hij had gespeeld, wat de diepere betekenis van de gespeelde compositie’s waren.


Hierdoor maakte je kennis met het Steinmeyer-orgel?

Ja, het orgel in de Prinsessekerk had een imponerend effect op me, zo zelfs dat ik erop wilde studeren en spelen. Ik ben daar les gaan nemen bij de organist van de kerk, Arend Storm, uit Duivendrecht. Mijn vader kreeg het voor elkaar dat ik voor fl. 7,50 per uur op het orgel mocht studeren. Ik kon de sleutel ophalen bij dhr. Rensburger die een kruidenierswinkel in een straat achter de kerk had. Maar soms speelde ik 3 á 4 uur en dat was geen probleem. Ieder moment dat ik had zat ik achter de speeltafel van het Steinmeyer-orgel. Toen Arend Storm overleed in 1974, bleef ik wel oefenen en spelen op het orgel. Ik heb ook af en toe op zondag de dienst begeleid. Maar ik was er niet de aangewezen figuur voor. Dat was toen Rob van der Veen, ook een oud-leerling van Arend Storm. Zo is het gegaan totdat dat de kerk in 1982 werd afgebroken en het orgel in het najaar uit de kerk verwijderd moest worden.


Had je toen het idee om het orgel te willen kopen? Mocht je toentertijd als jongeman wel zo’n groot orgel kopen?

Joop de Wilde zei toen “Het orgel aan zo’n jongen verkopen gaat niet. Wat moet hij daarmee? Wat gaat hij met het orgel doen? Hij kan het ook nergens plaatsen.” Het is verbijsterend om te bemerken dat de orgelcommissie van de Hervormde Kerk Amsterdam dat niet zag zitten. Eerst zou het gehele orgel naar Gert van Hoef uit Veenendaal gaan maar mijn vader ging zich ermee bemoeien (hij was een markante man die ontzag inboezemde en waar niet mee te spotten viel!). Hij heeft ervoor gezorgd dat ik het orgel toch kon kopen. Uiteindelijk is hij tot een overeenstemming gekomen met dhr. Joop de Wilde. Ik mocht toen 15 registers zelf uitkiezen. Ik heb de mooiste stemmen die het orgel karakteriseren meegenomen: bijv. de hobo en de klarinet, de salicet, de holpijp, fluiten, enz. Dus in totaal 15 registers. En de rest moest naar Van Hoef. De overige pijpen werden naar beneden ‘geflikkerd’, op de grond gesmeten. Verschrikkelijk! Zo ga je niet met een orgel om; het is respectloos! Het deed mij veel pijn om dat te zien.

Het tweede wat ik uit de kerk wilde was de speeltafel. Dhr. de Wilde en mijn vader hadden in enveloppen een bedrag geschreven en frappant, zij hadden allebei hetzelfde bedrag opgeschreven. Dhr. De Wilde had de speeltafel aan ons verkocht omdat hij wist dat wij deze niet uit de kerk zouden krijgen. Dan waren wij ons geld kwijt en had de Wilde de speeltafel zelf gehouden. Helaas voor dhr. De Wilde: drie dagen was de speeltafel uit de kerk verdwenen. Ik zie nog het gezicht van dhr. De Wilde, vol ongeloof. Hij wist niet hoe hij het had. Dit was onmogelijk!!!

De speeltafel was lood en loodzwaar, ongeveer 3.000 kg want hij zat ook vol met lood. Helaas moesten alle loden leidingen eruit gehaald worden. Zonde maar het kon niet anders. Dave Lazoe, een vriend van mij, mijn vader en ikzelf hebben de speeltafel eruit gekregen.


Waar heb je toen het orgel opgeslagen? Bij je vader misschien?

Toevallig had ik een bevriend echtpaar die op een prachtig grote boerderij woonden. Zij hadden een grote schuur die leeg was. Van hun mocht ik het orgel daar opslaan.

Inmiddels zocht ik een huis waar ik het orgel kon opbouwen want wij woonden toen in Amsterdam op drie hoog. We hebben later een nieuw huis gekocht in Zwanenburg en daar het orgel in de garage opgebouwd. Pels & Van Leeuwen werd ingeschakeld om het orgel van pneumatisch naar elektrisch om te bouwen. De speeltafel functioneert nog maar niet meer pneumatisch maar elektrisch. Mijn goede vriend Jos van der Kooij, organist van de Westerkerk in Amsterdam, zou het orgel gaan inspelen. Hij stelde voor om Bert Klei (columnist bij dagblad TROUW) ook uit te nodigen. Jos was goed met bevriend met hem. Naar aanleiding daarvan heeft Bert Klei een artikel geschreven. Ik heb Bert Klei leren kennen dus via Jos en later zag ik hem ook regelmatig tijdens de orgelconcerten in de Prinsessekerk. Hij was iemand, die de gewoonte had om tijdens de orgelconcerten door de gehele kerk te wandelen. Grappig om te vermelden is dat Jos zijn rijbewijs bij mij heeft gehaald. Regelmatig vertel ik dan ook dat Jos een oud-leerling van mij is. Later hebben wij, Jos en ik, de Stichting Amsterdams Records opgericht. Jos was een veel belovende organist. Het doel om deze stichting op te richten was om Jos te promoten zodat andere maatschappijen met hem cd’s wilden opnemen om ze vervolgens uit te brengen. Dat lukte en daarom hebben wij de stichting opgeheven. Het doel was bereikt.

Iemand anders die ook geïnteresseerd in het orgel was, was Teus den Toom. Hij is ook langs bij De Boer geweest om het orgel te bekijken.


En hoe kwam je aan het Steinmeyer-orgel in Krimpen aan den IJssel?

In 1995 kreeg ik te horen dat het Steinmeyer-orgel van de Oud-Gereformeerde Kerk in Krimpen aan den IJssel eruit moest. Ik heb contact opgenomen met de orgelbouwer Sicco Steendam (uit Roodeschool) die het nieuwe orgel in de kerk zou plaatsen. Van hem mocht ik het Steinmeyer-orgel kopen. 

Met Jan Peppink hebben we het orgel uit de kerk gehaald en in mijn rijschoolvrachtwagen met aanhanger geladen. Het hele orgel verdween dus in mijn vrachtauto en heeft er ca. 5 jaar in gelegen. Toen ik aan het lessen was, lag het orgel achterin. Ik kwam vaak in verschillende delen van het land en andere examinatoren in den lande hadden gehoord dat er een orgel in mijn vrachtauto lag en wilden dit graag met eigen ogen zien. Dus iedere keer moest ik tijdens de examens de deur open doen om het orgel te laten zien. Ze vonden het geweldig dat het orgel daarin lag. Dat was leuk!

Op een gegeven moment wilden wij het orgel laten repareren zodat wij het konden integreren in het Prinsessekerk Steinmeyer-orgel. Ook was er pijpwerk van het orgel uit de Prinsessekerk opgeslagen in de Muiderkerk in Amsterdam. Helaas is dit bij de brand van de Muiderkerk in 1989 verloren gegaan.


En toen verhuisde je naar Luxembourg ...

Sinds 2003 wonen wij in Berdorf. Het Prinsessekerk-orgel is hier gedeeltelijk opgebouwd maar functioneert op dit moment niet omdat de windmotor defect is. Gelukkig heb ik ook nog pijpwerk gereserveerd bij Paul Steinmeyer in Öttingen (D) ; die wil ik kopen op het moment dat het orgel opgebouwd gaat worden. Helaas is hij kort geleden overleden. Ik moet contact opnemen met de familie. We moeten maar even kijken.

We willen t.z.t. terug naar Nederland. Wij hebben prachtig object in Drachten gevonden. Er is een schitterende loods bij met een geweldige  akoestiek. Daar zou ik graag het orgel weer opbouwen zoals het toen stond in de Prinsessekerk en natuurlijk meteen laten restaureren. Omdat de loods breed is, hoop ik de 3 manualen naast elkaar te zetten. En er is daar gelukkig ook genoeg ruimte voor de bazuin 16’. Verder is het de bedoeling dat de speeltafel van het Steinmeyer-orgel uit Krimpen aan den IJssel er bijgeplaatst wordt zodat vanaf beide speeltafels het gehele instrument bespeelbaar is. Misschien wordt het een opnamestudio, dat is mijn droom.


37 jaar lang zit je met dit orgel. Wat betekent het Steimeyer-orgel voor jou?

Het Prinsessekerk Steinmeyer-orgel betekent heel veel voor mij. Ik ben ermee groot geworden. Het is een deel van mijn familie en dus is het orgel aan mij verbonden. Als ik denk aan wat mij karakteriseert, dan is dat niet mijn rijschool, maar het Prinsessekerk-orgel. De herinneringen, de nostalgie en natuurlijk Piet van Egmond.  Er zijn natuurlijk veel meer en waarschijnlijk ook mooiere orgels, ook om ernaar te kijken, maar die horen niet bij mij. Je gelooft het niet; maar ik wilde de kerk ook destijds erbij kopen.

Mocht de aankoop in Drachten toch kunnen lukken, dan heeft het Prinsessekerk Steinmeyer-orgel (en ook een deel van het Steinmeyer-orgel uit Krimpen aan den IJssel) zijn eindbestemming gevonden. Uiteraard zal het dan voor iedereen toegankelijk zijn.



Andere delen van het Steinmeyer-orgel verhuisde naar andere kerkorgels. 

"De dispositie van het Sauer-orgel (uit Frankfurt an der Oder) in de Julianakerk te Veenendaal moest uitgebreid worden. Gert van Hoef de toenmalige organist van de kerk heeft een aantal orgeldelen toegevoegd bijv. een Positief als derde Manuel. "Het toegevoegde pijpwerk is vrijwel allemaal tweedehands gekocht. De Vox Humana 8' komt uit het Steinmeyer-orgel van de Prinsessekerk in Amsterdam." Bron: www.utrechtorgelland.nl




Mijn grote dank en waardering gaat uit naar de volgende mensen en organisaties voor hun medewerking:

  • Martijn Roessingh, Copyright / Trouw
  • Collectie Stadsarchief Amsterdam
  • Documentatie / Redactie Het Parool
  • Teunis Leonard (Len) Munnik, freelance-tekenaar
  • Herman de Boer, B&B Pension de Boerderij Berdorf, Luxembourg
  • Redactie De Gooi- en Eemlander 
  • Piet van Egmond Documentatie Centrum / Gerco Schaap
  • Jan Smit, voormalige registrant en secretaris van Klaas Jan Mulder voor het Programmaarchief